Interview Jan van der Meer, gedeputeerde Provincie Gelderland
13 juli 2019 - Jan van der Meer (1965) heeft een behoorlijk trackrecord op het gebied van duurzaamheid. Jarenlang is hij gemeenteraadslid en wethouder geweest voor GroenLinks in Nijmegen en het afgelopen jaar in Eindhoven. Hij schrijft al ruim 11 jaar regelmatig over duurzaamheid op zijn eigen site. Hij werkte onder meer voor Milieudefensie, Das&Boom en adviesbureau Overmorgen en hij heeft zelfs een eigen Wikipedia-pagina. In de wandelgangen van Gelderland werd positief gereageerd op zijn aanstelling als gedeputeerde. Maar wie is Jan van der Meer en wat kunnen we van hem verwachten aankomende vier jaar?
Door: Monique van MeelJan, je hebt ontzettend veel kennis, maar wat is je visie? Voor welke uitdaging staat Gelderland?
"De uitdaging in Gelderland is iets groter dan elders in Nederland, omdat we hier hebben gekozen voor 55% CO2-reductie in 2030. Dat betekent dat we in 10 jaar tijd heel veel moeten bereiken. Ik zie wel dat steeds meer mensen doordrongen zijn van dat we klimaatmaatregelen moeten doen. Mensen ervaren direct de gevolgen. Weerrecords worden constant verbroken bijvoorbeeld door de klimaatverandering. Dat zijn allemaal signalen dat we serieus en met volle vaart door moeten gaan om energie te besparen, de C02 uitstoot te verminderen en een meer groene samenleving moeten creëren. In Gelderland hebben we zes regio’s die een Regionale Energiestrategie opstellen. Iedere regio is uniek. Daarom is het goed dat gemeenten, waterschappen en alle betrokkenen waaronder ook wij een goede energiestrategie ontwikkelen. Het is mijn ambitie om samen met de regio’s zes ambitieuze maar haalbare, Regionale Energiestrategieën aan te bieden aan het Rijk.”
Hoe ziet Gelderland er in 2030 uit?
Een Regionale Energiestrategie opstellen is één ding. Maar dan moet deze ook met vaart wordt uitgevoerd. Dat betekent dat we voor wind- en zonneparken vóór 2025 de omgevingsvergunningen hebben uitgegeven. Er zullen dan meer windmolens staan. Dat moet gebeuren op de juiste plek. Langs de lijnen in het landschap die er toch al zijn, zoals de Betuwelijn en snelwegen. We moeten zorgen voor een goede samenhang met de rijke natuur die we in Gelderland hebben. Maar het kan toch zijn dat er energieparken in de buurt van een natuurgebied moet komen. De daken in Gelderland liggen dan zeker vol met zonnepanelen. Zeker van bedrijven en woningcorporaties verwacht ik daar initiatieven. Langs snelwegen kunnen zonnevelden komen. Langzamerhand verandert ons landschap. Maar ik ben ervan overtuigd dat we daaraan gaan wennen. Gelderland wordt een stuk stiller want we rijden dan in elektrische auto’s, mensen gebruiken meer de fiets en het openbaar vervoer wordt geëlektrificeerd.”
Wat heb jij daar dan aan bijgedragen?
“Ik werd rond mijn twintigste jaar geraakt door de milieuproblemen waar toen al over geschreven werd. Dat is altijd zo gebleven en de noodzaak om veel te doen werd in de afgelopen jaren alleen maar groter. Nu zit ik op een plek van waaruit ik mijn bijdrage kan leveren.
Ik wil gemeenten en wethouders zodanig helpen en ondersteunen dat zij al die mooie plannen voor duurzame energie daadwerkelijk kunnen realiseren. Daarnaast vind ik het belangrijk dat iedereen in staat wordt gesteld om de verandering naar een duurzame en groene economie te maken. Er mag geen energiearmoede ontstaan. Ik zie mezelf dan ook in een meedenkende en ondersteunende rol. Ik heb ervaring op lokaal niveau en kan me daardoor verplaatsen in de wethouders. Je wilt als wethouder een steun in de rug hebben van de provincie. Die rol ga ik zeker op me nemen.
Gelderland is een provincie die inzet op partnerschap. We willen samen met gemeenten optrekken om te zorgen dat we de klimaatdoelen gaan halen. Ik zie dat de regio’s het proces om een Regionale energiestrategie te maken voortvarend oppakken. Ik ga inzetten op slagkracht en armslag, op kennis en daadkracht om dingen te realiseren. Het begint met plannen. De plannen maken we met alle betrokkenen en daar is menskracht voor nodig. Sommige gemeenten hebben weinig menskracht voor èn de RES èn de warmtetransitieplannen. Ik wil kijken of we met versnellingsteams de gemeenten op die manier kunnen helpen. We hoeven niet te wachten op de RES, we kunnen nu ook al kijken of we bepaalde projecten naar een business case kunnen helpen. Duurzame energie wordt gesubsidieerd door het Rijk, dus we moeten zorgen voor goed en genoeg projecten zodat we deze subsidie kunnen benutten. Een goed voorbeeld zijn de proeftuinen aardgasvrije wijken. Ik zie de Wijken van de Toekomst als een voorportaal van de proeftuinen. Hier kunnen bewoners al kennis maken hoe de verandering naar duurzame energie te maken is en wat daarbij hun rol is. Dat we ook bewoners enthousiast krijgen. Dan wordt er naar een plan toegewerkt en moet het naar de landelijke of provinciale proeftuinenregeling. Binnen de proeftuinen moet het dan worden uitgevoerd. Wageningen en Nijmegen hebben een landelijke subsidie en Ermelo en Arnhem krijgen een provinciale subsidie. We hebben voor deze periode € 120 miljoen beschikbaar voor energie en klimaat. Dat is een behoorlijk budget waar we veel impact mee kunnen maken.”
Wat moet er volgens jou als eerste gebeuren?
“We zetten nu vol in op de Regionale energiestrategieën. We hebben voor iedere regio iemand beschikbaar gesteld om het proces te begeleiden en iemand voor de ruimte-ateliers waar ook bewoners bij worden betrokken voor het draagvlak. We gaan een inventarisatie maken van warmtevraag en -aanbod. Waar is restwarmte over, waar kunnen we dat inzetten, waar zit de gebundelde vraag van warmte. Ook vragen we 20 haalbaarheidsonderzoeken uit, die vrij snel daarna naar business cases kunnen worden gebracht. GEA is daar als netwerkorganisatie ook bij aangesloten. We gaan komende tijd onderzoeken wat precies de taak wordt van GEA 2.0. Uit de evaluatie kwam en dat onderschrijf ik: meer resultaatgericht. Voor de operatie naar 2030 toe moeten we een effectieve en efficiënte structuur in onze provincie opbouwen met een duidelijke rol voor GEA. We moeten de aandacht focussen op de daadwerkelijke realisatie van projecten. We moeten wel koploper blijven.”
Wie of wat kan jij gebruiken om je doel nog sneller te behalen?
“Ik wil erg graag meer verbinding met de woningcorporaties. Zij zijn een hele belangrijke partner in de energietransitie. We hebben nu allerlei instrumenten en subsidies voor allerlei doelgroepen, zoals vve’s, particulieren, scholen, sporthallen, maatschappelijk vastgoed. Zij hebben gezamenlijk een enorme portefeuille woningen, waarmee je direct heel veel woningen kunt aanpakken. We moeten kijken wat zij nodig hebben om te versnellen. Ik ie ook dat de corporaties niet altijd goed aangesloten zijn bij de RESsen. Daarnaast moet er nog veel gebeuren in de landbouw, industrie en mobiliteit. Hier moet 55% worden gerealiseerd. Daarom ben ik zeer tevreden dat het behalen van de klimaatdoelstellingen echt een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van het hele college. Neem bijvoorbeeld de tuinbouw in de Bommelerwaard, als we dat kunnen verduurzamen door eerst met CO2-leveringen aan te komen, dan duurzame elektriciteit en tot slot duurzame warmte, dan kunnen we behoorlijk wat stappen zetten. “
Wie is Jan van der Meer?
“Geboren en getogen in Brabant, in Mill, maar altijd gericht geweest op Nijmegen. Vanaf het moment dat ik kranten begon te lezen werd ik geraakt door milieuproblemen: het gat in de ozonlaag, de zure regen, das große Waldsterben in Duitsland, broeikaseffect. Op dat moment kwamen ook de Groenen voor het eerst in de Bundestag in Duitsland. Daar wilde ik wel bij horen. Zo kwam ik in aanraking met milieuproblematiek en politiek en ben ik politicologie gaan studeren in Nijmegen.
Afgelopen vier jaar was ik warmteregisseur. Dat vond ik heel boeiend om te doen. Ik heb veel kennis opgedaan over de warmtetransitie: warmtenetten en de discussies die daarmee gepaard gaan over monopolyposities, tarievenstructuur en duurzaamheid, maar ook warmtepompen, geothermie, biomassa en biogas. Ik heb hierover regelmatig voorlichting gegeven aan bewoners en raadsleden om hierover te vertellen en te horen waar hun zorgen zitten of vragen. Daardoor weet ik wat er leeft en kan ik ook een goede bijdrage leveren in de discussies hierover. Wat mij opvalt is dat soms mensen de basiskennis over CO2 in de atmosfeer niet hebben. Dan is het nodig om toch de context goed te schetsen. Aan de andere kant had ik ook discussies met mensen voor wie tussenstappen niet genoeg zijn. Zij willen meteen een reuzestap naar 100% duurzaam. Dat is jammer. Zo zijn er mensen die afval afwijzen en daarom een warmtenet dat gebruik maakt van de restwarmte van een afvalenergiecentrale niet goedkeuren. Terwijl je met zo’n warmtenet al gauw 70% CO2 bespaart ten opzichte van aardgasgestookte woningen. Helaas hebben we nog heel veel afval. Maar dan kun je er maar beter wel elektriciteit én warmte van maken. Natuurlijk moeten we naar veel minder afval. Alles wat je nu kunt doen om CO2-uitstoot te verminderen moet je benutten, mits je blijft ontwikkelen om het ideaal te bereiken. We hebben niet de luxe om alternatieven uit te sluiten.
Mijn stijl is met enthousiasme mensen in beweging te brengen. Mijn verhaal is niet alleen gebaseerd op dat we maatregelen moeten nemen vanwege het klimaat. Doe je het niet voor het klimaat, doe het dan voor Groningen, zodat die mensen niet nog verder de grond in zakken. Doe het voor een eerlijker verdeling van energieopbrengst. Doe het voor je kinderen die in een schoon en energiezuinig land leven. En doe het ook vanwege geopolitieke redenen, we willen toch niet afhankelijk zijn van Rusland of het Saoedi-Arabië? En de glittering prize aan het eind van de rit in 2050 is dat er geen energiegeld meer het land uit gaat, maar dat het gewoon in onze eigen regio blijft. Met onze eigen opgewekte Hollandse wind en zon, lokaal voor lokaal.” Jan lacht hardop en zegt: “Eigen schone energie eerst, op naar de Verenigde Gelderse Emiraten”.
Wat vraag jij van het GEA?
“Uitvoeren en resultaat. GEA is ontstaan toen er nog niks was, de initiatiefnemers hebben de motor in Gelderland in beweging gebracht. Dat is heel goed geweest. Nu ontstaan de RESsen en moet GEA weer een nieuwe rol zoeken en nemen. Maar dat gaat lukken met GEA 2.0. En voor nu is het echt een kwestie van uitvoeren. Dus help de gemeenten bij uitvoeren van al deze mooie plannen en zorg er tegelijkertijd voor dat innovatie plaatsvindt.“